Tijdens de Week tegen Kindermishandeling 2020 zijn verschillende kinderen die verblijven in de Vrouwenopvang geïnterviewd door Mirjam Wijnja vanuit jongerenplatform Storytellers. Om zo de verhalen van kinderen te vertellen en hen centraal te zetten. We vinden het erg dapper van de kinderen dat ze hun verhalen delen en zijn hier ook erg dankbaar voor. Hieronder het verhaal van Melonie, 17 jaar.
Ik woon in een klein huisje met heel veel grond erbij. Samen met mama en mijn broertje van dertien.
Mama is heel zorgzaam en probeert alles voor ons goed te doen. Ze heeft een groot schuldgevoel over wat we hebben meegemaakt en geeft ons heel veel dingen en heel veel liefde. Het is fijn dat ik alles tegen haar kan zeggen. Mijn broertje is heel gesloten. Het ene moment is hij heel druk, het andere moment juist rustig. Hij is er voor me en we kunnen vaak best wel goed praten met elkaar. Hij is echt een gamejongen die de hele dag op een stoel zit met een controller in zijn hand.
Ik ben graag met paarden buiten en met konijnen. Ik ben zorgzaam en ik denk in oplossingen. Ik sta voor mensen klaar en ben heel nieuwsgierig. Dat laatste is soms best wel irritant. Ik geef niet op, dat ken ik niet. En ga best wel over mijn eigen grenzen heen. Ik doe een opleiding om begeleider van specifieke doelgroepen te worden. Ik wil graag werken met verslaafden of met jongeren die het moeilijk hebben thuis. Om iets te betekenen, want ik weet wat het is. En ik denk dat het fijn is voor jongeren, dat ik echt weet hoe het is.
Mijn vader kan heel lief zijn, vooral tegen mij. Als mijn moeder of broertje iets wilden van hem, deden ze dat via mij. Zij kregen problemen met hem. Hij leeft heel erg in zijn eigen wereld en loog, en geloofde er daardoor zelf in.
De eerste keer dat we weggingen was ik twee. Toen zijn we door de politie thuis weggehaald en ondergedoken. We zijn toen twee jaar weggeweest. We kochten we een huisje en mama kreeg een andere vriend. En dat was niet zo leuk. Uiteindelijk ging ze toch terug naar mijn vader. Ze dacht dat we dat wilden, dacht dat wij een gezin wilden zijn. Het begon heel leuk, maar dat duurde niet langer dan een week. Daarna ging hij haar slaan. We hebben een jaar in spanning geleefd. We wisten nooit hoe hij thuis zou komen, wat er zou gebeuren. We wilden vluchten maar durfden niet.
We zijn weer uit huis gehaald door de politie toen ik vijftien was. Één januari ging het mis. We kwamen thuis en er was iets geknapt bij hem. Hij heeft het hele huis kort en klein geslagen en mijn moeder ook. Mijn broertje heeft heel veel klappen opgevangen. We hebben de hele nacht in spanning gezeten. Ik was heel bang dat hij mijn broertje iets aan zou doen. Ik heb die avond een heel lang en diep gesprek gehad met een vriendin over wat te doen. Moet ik de politie bellen of niet?
De volgende dag heeft mijn moeder de politie gebeld. En toen zijn we binnen een uur thuis weggehaald. Ik had maar één koffer mij me. Een politieagent zei toen: ‘Jullie komen morgen weer terug.’ Dat is alleen nooit gebeurd. Ze zeiden: ‘ Hij zit zo meteen vast en dan kunnen jullie terug om je spullen op te halen.’ Maar dat gebeurde niet. Als ik had geweten dat ik nooit terug zou kunnen, had ik hele andere spullen meegenomen. Ik ben zo boos geworden op die politieagent. Die opmerking heeft voor ons heel veel consequenties gehad en ze denken daar gewoon helemaal niet over na. Toen we in een safehouse zaten is mijn oma overleden en spullen die me aan haar lieten denken, lagen nog thuis. Dat maakte het extra verdrietig.
We zijn weer terug in ons oude huis. Dat voelt veilig en vertrouwd, want mijn vader heeft hier nooit gewoond. Het is ons plekje dus we voelen ons hier heel fijn. Mijn vader heeft een contact- en straatverbod. In het begin kwam hij toch nog steeds. Dat was echt heel erg. Nu is het wel rustig, maar het blijft een hele nare situatie. In spanning leven was jarenlang heel normaal voor ons. Nu pas snap ik dat het niet normaal is om je zo te voelen. Nu kom ik pas echt tot rust. Ik merk dat ik moe wordt. Mama komt ook tot rust.
Wat wil je zeggen tegen kinderen die in dezelfde situatie zitten als jullie?
Blijf altijd praten met degene die je vertrouwt. Of dat je vader is of je moeder of iemand anders: hoe moeilijk het ook is, blijf praten en vertel dingen aan iemand. Samen sta je sterker dan alleen. Geef nooit op, want aan alle slechte dingen komt een eind.
Wat moeten volwassenen doen om kinderen zoals jullie te helpen?
Lieg niet tegen kinderen. Wees altijd eerlijk. Niet zeggen: ‘Morgen zit je vader vast.’ Zeker niet als je niet zeker weet of dat gaat gebeuren. Blijf altijd eerlijk hoe lastig het ook is.
Wat niet helpt zijn hulpverleners die zich niet kunnen verplaatsen in de ander. Hoe moet je een kind helpen als je het niet weet hoe het is om geslagen te worden of hoe het is om in angst te leven? Bij Het Kopland was het heel fijn dat er iemand voor me klaarstond. Er was iemand met wie ik altijd wandelen als ik het moeilijk had. Of boksen als ik heel boos was, dat was fijn en dat is me bijgebleven.